Over aardbeien
Op het moment dat ik dit schrijf, zitten we midden in het aardbeienseizoen. Ik ben dol op aardbeien dus voor mij mogen ze inderdaad 'zomerkoninkjes' heten. Mijn tuin is niet zo geschikt voor aardbeien: er is te veel schaduw. Maar het belangrijkste is dat ik al teveel planten heb die met onder- en bovengrondse uitlopers voortdurend bezig zijn hun domein uit te breiden. Bij het onderhoud van mijn tuin heb ik meer last van de gewenste planten dan van de ongewenste.
Een aantal jaren geleden kon ik toch de verleiding niet weerstaan om een paar wilde bosaardbeitjes te poten en nu kom ik op allerlei onverwachte plaatsen zo’n klein aardbeitje tegen. Ze zijn klein, maar oh zo lekker.
Bosaardbei, waarschijnlijk de kleine
Een hangaardbei
Directe aanleiding voor dit stukje was de aanschaf van een hangaardbei, een variant van de gewone aardbei. Die hang je op twee meter hoogte tegen de muur in de zon en dan kan hij alleen nog maar aardbeien maken en geen uitlopers. Dat ging één week goed: toen bleek de merel beter bij te houden wanneer de aardbeien rijp zijn dan wij. Maar de bloemen zijn ook mooi en frustraties kun je van je af schrijven en zo werd het dus een artikel voor het IVN.
Eigenlijk was ik er altijd van uit gegaan dat de gekweekte aardbei door veredeling was ontstaan uit de bosaardbei of een van zijn familieleden. Maar ook hier lagen weer een aantal verrassingen en de aardbei blijkt een hele interessante geschiedenis te hebben.
De gewone bosaardbei en de grote bosaardbei
De gewone bosaardbei (Fragaria vesca) is in West-Europa inheems. Bij nederzettingen uit de steentijd zijn resten gevonden en ook de Romeinen en Grieken kenden deze aardbei. Een erg bijzondere betekenis had de bosaardbei niet bij deze volken; waarschijnlijk vonden ze het vruchtje lekker en aten ze het gewoon op. Tegenwoordig groeit de bosaardbei nog steeds in heel West-Europa. In Nederland staat het plantje vooral in het duingebied en in Zuid-Limburg. De natuurlijke standplaats is in loofbossen maar zon en een schrale bodem vormen geen echt probleem. De situatie rond de grote bosaardbei (Fragaria moschata) is wat onduidelijker. De grote bosaardbei is duidelijk verwant aan de gewone, maar alles is wat groter, ook de vrucht. Het blijkt dat de grote bosaardbei vier keer zoveel chromosomen heeft als de gewone en dat is een bekende 'truc' van kwekers en van de natuur om grotere planten, bloemen en vruchten te krijgen. Meestal mislukt de truc omdat er óf geen nakomelingen komen óf omdat de nakomelingen steriel zijn, maar heel soms lukt het wel en is er een nieuwe soort ontstaan. Waar en wanneer deze natuurlijke variant van de bosaardbei is ontstaan, is niet bekend. Waarschijnlijk wel binnen Europa. Helemaal perfect is het ook deze keer niet gelukt want de grote bosaardbei is tweehuizig terwijl de gewone éénhuizig is. Tweehuizig betekent dat er planten zijn met alleen mannelijke of met alleen vrouwelijke bloemen. Om een aardbeivruchtje te maken heb je dan dus twee planten nodig: een mannelijke en een vrouwelijke. Bij een plant als de aardbei die vooral uitbreidt via uitlopers zul je dus al gauw ‘veldjes’ vinden met alleen mannelijke of met alleen vrouwelijke planten. En beide zonder aardbeien! Als consument ben ik daar niet blij mee, temeer omdat ook de grote bosaardbei heerlijke vruchten schijnt te hebben. Ik heb ze nooit geproefd: de grote bosaardbei is zeldzaam in Nederland, maar schijnt in Zuid-Limburg wel voor te komen.
Aardbeien kweken
In de Middeleeuwen begon men aardbeien te kweken. Bij kastelen en kloosters werd vooral de gewone bosaardbei gekweekt. Sommige edelen waren ook toen al dol op de heerlijke bosaardbeitjes want Karel de Eenvoudige, koning van Frankrijk, sloeg in 916 Julius de Berry tot ridder omdat hij na het diner zulke heerlijke bosaardbeien serveerde! De man noemde zich daarna Julius de Fraise: ‘fraise’ is het Franse woord voor aardbei.In 1368 had Karel V, ook koning van Frankrijk, niet minder dan 1200 aardbeiplanten bij zijn paleis. Ook dit zullen waarschijnlijk gewone bosaardbeien zijn geweest, want de grote bosaardbei wordt pas na 1500 genoemd. Vanaf ca. 1600 is het duidelijk in de geschriften dat men met het kweken van de grote bosaardbei problemen had. De opbrengsten waren erg onbetrouwbaar en men begreep niet waardoor dat kwam. Een goede tuinman verwijdert de planten waar nooit vruchten aan komen, maar bij de tweehuizige grote bosaardbei betekent dit dat alle mannelijke planten weggehaald worden! En dan komen er ook geen vruchten meer aan de resterende vrouwelijke planten! De grotere, lekkere aardbeien waren echter zeer populair dus men bleef het eeuwenlang proberen met wisselend resultaat. Zelfs tegenwoordig wordt de grote bosaardbei nog gekweekt voor lekkerbekken.
Ergens tussen 1600 en 1650 wordt uit Amerika (uit de huidige Verenigde Staten) een nieuwe aardbei ingevoerd in Europa. Deze aardbei wordt Virginia aardbei (Fragaria virginiana) genoemd en werd daar al eeuwen door de Indianen gekweekt. Een Engelse kolonist die kennismaakte met deze aardbei riep uit: ‘God had vast wel een nóg lekkerder vrucht kunnen maken, maar Hij heeft het zeker niet gedaan!’ De Virginia aardbei is dus erg lekker én hij is niet veel kleiner dan onze huidige aardbei en dus véél groter dan de grote bosaardbei! Maar bij het kweken waren de opbrengsten net zo onbetrouwbaar als die van de grote bosaardbei. Later zal blijken dat de Virginia aardbei inderdaad ook tweehuizig is.
Bosaardbei met onrijpe vrucht en bloem
Maar eerst moet er nog een nieuwe aardbei geïntroduceerd worden, deze keer uit Chili. In 1709 keerde een spion terug die door Lodewijk XIV, ook al koning van Frankrijk, was uitgezonden naar Zuid-Amerika. Hij moest de forten en versterkingen van de Spanjaarden in Zuid-Amerika bekijken, maar hij meldde ook dat de Indianen in Chili grote en lekkere aardbeien kweekten met 'wit' vruchtvlees. In 1711 stuurde Lodewijk XIV een tweede spion, kolonel Frézier, deze moest niet alleen naar forten kijken maar hij moest ook proberen de witte aardbeien mee te brengen. Het was puur toeval, maar kolonel Frézier was een afstammeling van Julius de Fraise met een wat verbasterde achternaam!
In 1714 arriveerde Frézier weer in Frankrijk met 5 planten. Deze groeiden en bloeiden uitstekend, maar géén aardbeien! De Chileense aardbei (Fragaria chiloensis) is ook tweehuizig en Frézier had 5 vrouwelijke planten meegebracht! Maar nu kwam er toch duidelijkheid. Kwekers ontdekten al snel dat er wel vruchten aan de Chileen kwamen als je voldoende Virginia aardbeien of grote bosaardbeien in de buurt zette, maar met de gewone bosaardbei werkte dat niet. Antoine Nicolas Duchesne, bioloog in dienst van Lodewijk XV (inderdaad: koning van Frankrijk), gaf in 1766 de verklaring. De planten met de wat miezerige bloemen waar nooit vruchten aankwamen en die de kwekers altijd verwijderden, dát waren de mannelijke planten! En die waren echt nodig.
Maar moeder natuur bedacht een oplossing. De kwekers zetten vaak Virginia en Chileense aardbeien bij elkaar omdat ze anders geen vruchten kregen, maar daaruit ontstond rond 1750 spontaan een kruising met grote, lekkere, rode aardbeien. En misschien wel het meest verrassende: éénhuizig! Dus met één plant kon men voortaan aardbeien krijgen! En dit is nog steeds onze huidige gekweekte aardbei: Fragaria ananassa, letterlijk ananas aardbei.
Nepaardbeien en schijnaardbeien
Alle aardbeien zijn familie van de ganzeriken en die horen weer bij de grote rozenfamilie. Er zijn meer dan tien soorten ganzerik in ons land en bijna allemaal zijn ze niet zeldzaam. De meeste lijken in hun bouw en bloem ook wel wat op de aardbei en je zou ze dus kunnen verwarren. Maar bij de meeste soorten ganzerik is die kans niet groot, want de aardbeien hebben allemaal witte bloemen en de ganzeriken bijna allemaal gele. Alleen de aardbeiganzerik heeft witte bloemen die wel wat op de aardbei lijken, maar er komen geen vruchten aan die op aardbeien lijken. En uit het voorgaande blijkt dat we aardbeiachtige planten die geen vruchten dragen, rustig als onkruid mogen uitplukken. De wateraardbei heeft wel vruchtjes die enigszins op aardbeien lijken maar deze plant is duidelijk anders en heeft roodachtige bloemen.
Wateraardbei
Sinds een aantal jaren wordt er een ‘sieraardbei’ gekweekt (de schijnaardbei Potentilla indica) met gele bloemen en felrode aardbeiachtige vruchten, een prima bodembedekker. De vruchten van de schijnaardbei (die ook verwildert) en de wateraardbei zijn niet giftig alleen maar smakeloos. Vogels pikken zelfs nauwelijks van de schijnaardbei.
Helemaal nep zijn de sieraardbeien met anders gekleurde bloemen, vooral met roze en rode bloemen en met namen als ‘lipstick’ en ‘pink panda’. Ik heb overigens de indruk dat er geen vruchten aan komen.
Schijnaardbei
Jan van Dingenen - 2004
Naschrift
Precies tien jaar nadat ik bovenstaand artikel schreef, heb ik de grote bosaardbei geproefd! Tijdens een vakantie in Italië zag ik ze in een supermarkt. Vergeleken met onze gewone cultuuraardbeien zij ze peperduur én onooglijk: onregelmatig en wat mat van kleur. Maar de smaak is heerlijk: vergelijkbaar met de gewone bosaardbei en dus duidelijk anders, krachtiger dan bij de gewone cultuuraardbei. En bij de grote bosaardbei heb veel meer in je mond dan bij de kleine bosaardbeitjes.
De inhoud van een doosje grote bosaardbeien