22. Jeneverbes en jenever lopen terug
Het gaat niet goed met de jeneverbes in Nederland en ook de jeneverstokers klagen over teruggang. Beide hebben dus reden tot klagen, maar veel verband is er niet tussen de problemen van die twee. Er is wel verband tussen de jeneverbes en de jenever. Nog sterker de jeneverbes zorgt voor de smaak van de jenever en heeft zelfs zijn naam aan de jenever geleend. Maar eerst over de plant en zijn problemen op de Nederlandse heide.
Jeneverbes op de heide
Jeneverbesstruweel in Overijsel
De jeneverbes (Juniperus communis) is een struik of kleine boom die zeer zeldzaam begint te worden in Nederland. De meeste jeneverbessen die nog over zijn staan op de heide. De jeneverbes is niet echt aan heide gebonden maar heeft wel een voorkeur voor droge, voedselarme, lichte grond en daar groeit in ons land meestal heide. De jeneverbes is een naaldboom en heeft van alle naaldbomen het grootste natuurlijke verspreidingsgebied: het hele koude en gematigde deel van noordelijke halfrond dus inclusief Siberië en Noord Amerika. Van een boom met zo’n groot areaal verwacht je eigenlijk niet dat die snel op een rode lijst van bedreigde planten zal komen, maar in Nederland en België is dat toch gebeurd. De problemen met de jeneverbes zijn ook wat merkwaardig. De bomen of struiken lijken niet ziek of aangetast, ze groeien, ze krijgen bessen, alles wel heel langzaam maar jeneverbessen hebben nooit haast gehad. Alleen: de bessen kiemen niet en er komen geen jonge planten. Ook dat is bij de jeneverbes niet direct een problemen want deze boom kan honderden jaren oud worden, men zegt zelfs wel 800 jaar (maar ze zeggen ook 120 jaar). Dus vijftig jaar geen nakomelingen is op zich geen ramp, maar op de duur wordt dit natuurlijk wel een probleem. In kwekerijen blijkt overigens het kiemen en opkweken van jeneverbesstruiken geen enkel probleem. En recent heeft men ontdekt dat, met name in Drenthe, nieuwe planten ontstaan uit afleggers. De takken komen op te grond te liggen door zware sneeuw of zware ijzel (in 1989 in het noorden!) en vormen wortels en een nieuwe struik.
Jeneverbessen: groen eenjarig, blauw tweejarig
Lange tijd is niet duidelijk geweest wat de oorzaak was van de slechte vervanging. Nu denkt men dat het probleem ontstaat bij een schimmel waarmee de jeneverbes samen leeft. Deze schimmel kan slecht tegen verzuring van het milieu en als de schimmel er niet is wil de jeneverbes niet kiemen. Verbetering van het milieu lijkt goed te werken voor de nakomelingen van de jeneverbes, dus waarschijnlijk zullen er voor onze nakomelingen ook nog jeneverbessen zijn in Nederland en België. Maar zeldzaam zal de jeneverbes voorlopig wel blijven. In Noord-Brabant zijn er niet veel meer behalve in de Peel. Mogelijk staan er nog op de Kampina maar die heb ik nog niet gezien (inmiddels weet ik dat er een twintigtal staan). De meeste staan in Nederland op de Veluwe, in Twente en vooral in Drenthe. In België is het niet anders: zeldzaam maar nog wel een aantal exemplaren tussen de Maas en Hasselt op de heide en in de bossen, althans volgens een oude opgave. Voor mij een verrassing want ik heb er veel gewandeld en ze nooit gezien.
Langzaam en onthaast
Boven werd al gezegd dat de jeneverbes een naaldboom is. In ons land zijn maar twee of drie naaldbomen inheems: de taxus of ijf, de gewone jeneverbes en misschien de grove den. Je zou het niet zeggen met al die dennen, sparren, lariksen en coniferen om ons heen. De jeneverbes hoort bij de cipresfamilie maar is zelf geen echte cipres. Sommige soorten jeneverbes worden wel ceder genoemd maar zijn dit strikt genomen dus niet. Er zijn dus wel meer soorten jeneverbes, maar in ons land en België hebben we alleen de gewone jeneverbes. De jeneverbes groeit soms wel net als een cipres in een smalle zuil maar ook lage, kruipende struiken komen voor en als de boom oud is, kan deze allerlei bizarre vormen hebben.
De boom groeit langzaam, zeer langzaam. In tien jaar één meter is geen traagheidsrecord. Ook voor de voortplanting neemt de jeneverbes de tijd, nog afgezien van de huidige problemen. De jeneverbes is tweehuizig en heeft dus (kleine) mannelijke en vrouwelijke bloemen aan mannelijke resp. vrouwelijke planten. De vrouwelijke jeneverbes heeft normaal twee soorten bessen: groenige en blauwe. De blauwe zijn rijp en zijn dan in hun tweede jaar, de groene zijn in hun eerste jaar; een erg trage rijping dus. Maar de jeneverbes wacht tussen de bestuiving en bevruchting één jaar volgens de Ecologische Flora! In totaal is een jeneverbes dus drie jaar ‘onderweg’. Dit lijkt me in aanmerking te komen voor het wereldrecord langzame seks.
Gebruik van de jeneverbes
Het meest opvallende aan een jeneverbesstruik of boom, is de geur die los komt als je er ook maar even tegen stoot. Samen met de geur van tijm is dat het luchtje wat me te binnen schiet als ik denk aan warme wandelingen in de Provence in Frankrijk. In die omgeving is de jeneverbes helemaal niet zeldzaam en er groeien zelfs meerdere soorten. De meest voorkomende is daar waarschijnlijk de stekelige jeneverbes (Juniperus oxycedrus). Deze valt niet alleen op door de prikkende naalden maar ook door de mooie grote bessen die bruin zijn in plaats van blauw en die versierd zijn met witte lijnen of een wit wasachtig laagje.
Het schijnt dat de bessen van de jeneverbes in het zuiden aromatischer zijn dan in het noorden en deze worden dan ook gebruikt om een product het typische jeneverbesluchtje te geven. De problemen van onze inheemse jeneverbessen worden dus niet door het oogsten veroorzaakt. Een belangrijke gebruiker van de jeneverbessen is de jeneverstoker, maar daarnaast worden jeneverbessen veel gebruikt in de keuken en in iedere supermarkt kun je dan ook gedroogde jeneverbessen kopen. Ze worden vooral gebruikt om zuurkool te maken maar dat gebeurt tegenwoordig zelden meer thuis. Thuis gaat het vooral in marinades voor bijvoorbeeld wild of stoofvlees. Ofschoon de bessen van bijvoorbeeld de stekelige jeneverbes groter zijn dan die van onze inheemse gewone jeneverbes en net zo lekker ruiken, geeft men in de keuken blijkbaar toch de voorkeur aan de laatste. De meeste schijnen te komen uit Italië en voormalig Joegoslavië waar ze van wilde en half wilde bomen en struiken worden geplukt.
Behalve de bessen wordt ook het hout van de jeneverbes gebruikt. Positief is dat het zeer duurzaam is, waarschijnlijk doordat het veel olie bevat, negatief dat de boom maar klein is en langzaam groeit zodat er weinig timmerhout aan zit. Veel gebruikt wordt het dan ook niet om te timmeren. Belangrijker is de olie die uit het hout gewonnen wordt. Deze heeft dezelfde geur als de bessen en wordt onder de naam Cade of Cadé olie gebruikt als etherische olie in bijv. badolie of in de aroma therapie.
Beroemd of berucht was de jeneverbesboom vroeger als angstaanjagend fenomeen op de heide. Door de grillige vorm kon men er bij maanlicht en nevel al snel een spook, de witte wieven of een weerwolf in zien. Menige stoere man is op de loop gegaan voor een jeneverbesstruik. Moed indrinken (uit de jeneverkruid) zal daarbij zeker hebben geholpen.
Jenever en de jeneverbes
Rond 1300 begon men met het destilleren (‘branden’) van wijn om het alcohol percentage te verhogen en om uit mislukte wijn nog iets nuttigs te halen: brandewijn. Waarschijnlijk zijn al zeer snel geneeskrachtige kruiden toegevoegd en kreeg men het medicijn ‘aquavit’, wat levenswater betekent.
Maar zo’n honderd jaar later was gedestilleerd al meer een genotmiddel dan een medicijn en begon men ook mislukt of ‘onklaar’ bier te ‘klaren’ (te destilleren) en ontstond de ‘klare’ of korenbrandewijn. Het spul werd populair en dus werd in 1497 in Amsterdam de accijns op gedestilleerd ingevoerd. Rond 1600 begon men direct vanuit gegiste mout (gekiemd en gemalen graan) te destilleren in plaats van er eerst bier van te maken en men noemde het moutwijn. Allerlei al of niet geneeskrachtige kruiden werden vanaf het begin aan het destillaat toegevoegd en zo rond de genoemde omschakeling naar moutwijn begon men met jeneverbes. Jeneverbes gold ook als geneeskrachtig en men denkt dat een dokter Franciscus de le Boë Sylvius in Leiden de eerste was die een drankje maakte van jeneverbes en moutwijn. Hij noemde het ‘Genièvre’ naar het Franse woord voor jeneverbes en het woord jenever zou daarvan afgeleid zijn. Maar het woord ‘jeneverboom’ is al veel ouder: Jacob van Maerlant gebruikt het al rond 1270 in de beschrijving van de geneeskrachtige werking van de bessen.
Er werden natuurlijk nog veel meer kruiden geprobeerd in de moutwijn maar in Nederland was de jenever het meest populair. In 1688 werd de Hollandse stadhouder Willem III van Oranje tevens koning van Engeland en behalve de ruzie vergroten tussen protestanten en katholieken (in Noord-Ierland noemen de protestanten zich nog steeds Orangisten), heeft hij ook de Hollandse jenever in Engeland populair gemaakt met als afgekorte naam ‘gin’.
Omstreeks 1880 werd een nieuwe destillatie methode ontdekt en toen ontdekte men ook dat uit aardappelen en suikerbieten afval (melasse) veel goedkoper alcohol gemaakt kan worden dan uit granen. Na de destillatie werden de smaakstoffen toegevoegd. Als er weinig smaakstoffen werden toegevoegd noemde men het ‘jonge jenever’ en met veel smaakstoffen dus ‘oude jenever’. Veel meer informatie over jenever kan men vinden (en proeven) in de jeneverstad Hasselt in België waar ook een oude jeneverstokerij museum is geworden. De jaarlijkse jeneverfeesten in Hasselt zijn steeds in de tweede helft van oktober. Jenever is zeker dan niet zeldzaam in Nederland en België, de jeneverbes helaas wel.
Jan van Dingenen - 2006
Naschrift
In 2005 is in Drenthe het Jeneverbesgilde opgericht. Doel is bestuderen waarom het niet goed gaat met de jeneverbes en uiteindelijk natuurlijk het behoud of herstel van de jeneverbessen. Het Jeneverbesgilde beheert de website Jeneverbesgilde en geeft daar informatie over de jeneverbes en hun activiteiten. Recent, in 2013, meldde het Jeneverbesgilde dat er een kentering lijkt te zijn en dat er weer redelijke aantallen jeneverbessen kiemen en dat ze hopelijk zullen uitgroeien. Men vermoedt nu dat de jeneverbes veel gevoeliger is voor zure regen dan men altijd dacht. De huidige omslag zou dan het resultaat zijn van de verbetering van de luchtkwaliteit. Laten we het hopen.