25. Gele helmbloem
Af en toe zie je een wilde plant in onze tuinen opduiken. Ik bedoel dan niet in de 'wilde tuinen' maar in tuinen waarin verder alleen planten uit het tuincentrum staan. Die wilde planten zijn waarschijnlijk dan ook in het tuincentrum gekocht, maar toch ze zijn niet 'veredeld' door grotere bloemen, andere kleuren of iets dergelijks. Kortom het zijn eigenlijk gewoon 'onkruiden'. Bekende voorbeelden zijn de hemelsleutel en de muurpeper, allebei vetplanten en allebei zeer inheems al kom je ze in het wild niet dagelijks tegen.
Gele helmbloem tegen een muur
Van onkruid tot sierplant
De laatste jaren zijn in mijn tuin in Zuid-Limburg plotseling gele helmbloemen (Corydalis lutea) verschenen. Ze zijn zeer welkom want het zijn mooie en lang bloeiende de planten. Fraaie trossen gele bloemetjes en fris groen blad en bovendien willen ze groeien op plaatsen waar de meeste planten geen interesse in hebben zoals half tegen een muur of zelfs in een oude muur. Iemand in mijn omgeving zal wel zo'n plant gekocht hebben die zich nu aan het verspreiden is want deze tuinen zijn niet echt de natuurlijke omgeving. Wel verrassend is dat veel mensen in de buurt de plant laten staan. Gele helmbloem wordt gezien als een sierplant niet als een onkruid, maar bijvoorbeeld zijn familielid de stinkende gouwe tolereert niemand. Stinkende gouwe heeft natuurlijk zijn naam niet mee maar dat zal de reden wel niet zijn.
Ik denk dat veel mensen bang zijn voor wilde planten want dat is onkruid en onkruid overwoekert de hele tuin. Op zich is dat natuurlijk niet waar, want dan zouden veel wilde planten niet zo zeldzaam zijn. Het is natuurlijk wel waar dat de planten die hier thuis zijn meestal sterker zijn dan de ingevoerde planten, die vaak ergens anders op de wereld in het wild groeien en daar dus onkruid zijn. Zonder onze steun redden ze het hier dan niet en dat betekent dus wieden, snoeien en verzorgen om onze dure aankopen in leven te houden. Om in de tuin te mogen staan moeten planten dus niet herkenbaar zijn als onkruid en dat betekent waarschijnlijk dat de mensen ze niet mogen tegenkomen op hun wandelingen rond het dorp. Hemelsleutel en muurpeper kun je hier nog wel eens tegenkomen maar de kans is niet erg groot, voor gele helmbloem moet je eigenlijk weten waar je moet zoeken want die is echt zeldzaam.
De voorjaarshelmbloem in het hellingbos
Gele helmbloem en zijn familie
De gele helmbloem is dus familie van de stinkende gouwe. Ze hoort bij de papaverfamilie en is dus ook familie van de klaproos. Voor mijn gevoel zeer verrassend want veel overeenkomsten zie ik niet, maar de biologen zullen ongetwijfeld gelijk hebben. Ook tot de familie behoren de voorjaarshelmbloem (Corydalis solida) en duivenkervel (Fumaria spec.) en dat had ik misschien ook nog wel kunnen bedenken. Voorjaarshelmbloem en gele helmbloem hebben beide trosjes bloemen die wel wat lijken op die van vlinderbloemigen zoals brem en lupine en vooral van de wikke soorten. Voorjaarshelmbloem heeft paarse tot roze bloemetjes en is een van de beroemde voorjaarsbloeiers in het Limburgse hellingbos. Duivenkervel heeft kleinere bloemen in ongeveer dezelfde paars tot roze kleur. Duivenkervel begint rond eind van de lente te bloeien en gaat daar hele zomer mee door; gele helmbloem is in mei, juni zo'n beetje op het hoogtepunt van de bloei.
Ze moeten het van insecten hebben
Gele helmbloem en veel van zijn familieleden worden door mieren verspreid. De zaadjes van deze bloemen hebben een klein doorzichtig aanhangseltje waar mieren dol op zijn: het mierenbroodje. Als de zaden rijp zijn worden ze weggeschoten net als bij de peulen van de vlinderbloemigen. Een mier die zo'n zaadje vindt, sleept het mee naar het nest en bijt daar of ergens onderweg het mierenbroodje eraf. Voor het kiemen van het zaad is dat geen probleem en dus heeft de mier geholpen bij de verspreiding en als dank een lekker hapje gekregen.
Gele helmbloem en voorjaarshelmbloem worden door insecten bestoven. Bijen en hommels zijn de belangrijkste bestuivers. De twee helmbloemen hebben voor hun bestuivers nectar klaar liggen in een spoor, een soort trechter achter aan de bloem. Alleen insecten met een lange tong kunnen daar bij en terwijl ze van de nectar snoepen smeert de bloem stuifmeel op het insect of haalt de stamper het er juist af voor de bevruchting.
Hommels en bijen
Het systeem met nectar in een spoor zorgt ervoor dat niet alle insecten langs kunnen komen. Dat betekent dat de kans groter wordt dat een insect dat wel bij de nectar kan, het juiste stuifmeel bij zich heeft. Tenminste zo is de bedoeling maar er zijn veel insecten die nectar lusten en geen lange tong hebben. De aardhommel bijvoorbeeld, de meest voorkomende hommelsoort, kan er niet bij. Ook de honingbij heeft een te korte tong. Wat blijft er dan nog over aan hommels en bijen? De andere hommels zijn inderdaad een stuk zeldzamer maar er zijn nog zeer veel soorten bijen. Wat wij de gewone bijen vinden die met een zeer groot volk in een korf of in een holle boom wonen, zijn eigenlijk heel bijzonder. Die zogenaamde honingbij hoort hier oorspronkelijk helemaal niet thuis, die komt uit Oost-Azië. Onze voorouders vonden het heel aardig dat deze beestjes honing verzamelen en dat ze ons daarvan onder bepaalde voorwaarden ook nog wel wat van gunnen. We hebben hier tientallen soorten inheemse bijen maar dat zijn allemaal solitaire bijen. Die vormen dus geen volk, ze verzamelen geen honing als wintervoorraad en ze overleven, net als de meeste insecten, als pop of als eitje de winter. Onze hommels lijken meer op de honingbij want die vormen wel een volk. Maar dat volk sterft in de herfst. Alleen de koninginnen overleven de winter en dus zorgen de hommels niet voor een wintervoorraad honing.Ook de insecten die geen wintervoorraad maken lusten toch nectar. Een aantal heeft ontdekt dat als de bloemen de nectar te ver weg opbergen, er maar één manier is om er toch bij te komen: inbreken! Hommels zijn beruchte inbrekers en ook de honingbij kent de truc: ze bijten een gat achter in het spoor en snoepen de nectar. De helmbloemen kunnen de bestuiving dan verder wel vergeten.
Veel gastarbeiders
Zoals gezegd zijn de meeste van onze sierplanten afkomstig uit het buitenland. Ook de honingbij hebben we gevraagd hier voor ons te komen werken en zo zijn er natuurlijk nog vele voorbeelden in de planten- en dierenwereld. Maar soms realiseer je je niet dat een plant die hier volledig is ingeburgerd, ook door mensen is ingevoerd. En dat bleek het geval met de gele helmbloem. Ik kende deze plant als een bijzonder mooie en vrij zeldzame plant die de leuke gewoonte had om soms op oude muren te groeien. Maar volgens de boeken is de gele helmbloem juist om deze leuke gewoonte zo'n 150 jaar geleden uit het Alpengebied hier ingevoerd! Gele helmbloem is dus geen onkruid in de tuin maar in tegendeel in het wild een sierplant tussen het onkruid! Maar wel mooi, op beide plaatsen.
Jan van Dingenen - 2000, aangevuld 2010
Naschrift
Een tijdje nadat ik dit had geschreven, ontdekte ik dat er nog een helmbloem in Zuid-Limburg probeert te verwilderen: de geelwitte helmbloem (Corydalis ochroleuca). Deze gastarbeider uit Joegoslavië of Italië probeert hier te integreren en een zeer fraaie poging zag ik tegen de vochtige muren van de watermolen in Oud-Valkenburg op de foto hierboven. En vol in bloei in begin oktober!
Rankende helmbloem in een Brabants bos
Nog weer een paar jaar later verhuisde ik naar Brabant. Daar heb ik alle genoemde helm-bloemen (nog) niet gezien, maar wel eentje die in Zuid-Limburg niet of nauwelijks voorkomt: de rankende helmbloem (Corydalis claviculata). De bloemen zijn wat groenig wit en wat kleiner dan bij de Limburgese verwanten. Maar deze is zeer inheems.