32. Hoe de aardappel op onze tafel kwam
Ik denk dat er meer dan 75% kans is dat u de laatste 48 uur aardappels hebt gegeten. Er is waarschijnlijk maar één plant, die vaker wordt gegeten in ons land en dat is tarwe in de vorm van brood. Tarwe eten we in Europa al zo lang als er boeren zijn, maar de eerste aardappel kwam pas kort voor 1600 in Europa. Maar er zijn tijden geweest dat de mensen in sommige streken weinig brood aten en eigenlijk volledig leefden op aardappels! Een geweldig succes dus, maar gevolgd door een net zo geweldige ramp: de aardappel werd ziek en de mensen verhongerden.
Oorsprong van de aardappel
De aardappel komt oorspronkelijk uit Amerika, nauwkeuriger uit de Andes in Zuid-Amerika en nog preciezer uit de omgeving van het Titicaca meer dat op bijna 4000 meter hoogte in de Andes ligt. Rond dit meer komen een groot aantal wilde aardappels voor en al minstens 4000 en mogelijk wel 7000 jaar voor Christus waren er een of meer soorten in cultuur gebracht.
Rond de tijd dat Columbus Amerika ontdekte (1492), had de aardappelcultuur zich al verspreid over een groot deel van Zuid-Amerika van Chili tot de Caribische kust van Colombia en via de Midden-Amerikaanse landen naar Mexico en de zuidwest kust van de Verenigde Staten. Bij het verspreiden van de aardappel, hebben de Indiaanse boeren de voorkeur gegeven aan één soort Solanum tuberosum terwijl de traditionele boer in de Andes minstens 12 soorten en variëteiten gebruikt en in ieder plantgat 3 tot 5 verschillende pootaardappels stopt om de risico's van een misoogst te ontlopen! Hoe terecht dat is hebben we in Europa helaas ook ontdekt.
Aardappels: groot en klein, met een rode of witte schil
Aardappels naar Europa
De Spanjaard Piedro de Cieza de León zag in 1538 aardappels in Colombia en geeft als eerste een beschrijving. De Spanjaarden brachten de aardappel vóór 1600 vanuit Colombia naar Europa want de eerste vermelding van aardappelteelt binnen Europa is van 1573 als een ziekenhuis in Sevilla in de buurt aardappels koopt. Vroeger dachten de Engelsen dat (ook) Sir Francis Drake, de Engelse avonturier, van zijn reizen aardappels had meegebracht, maar dat is waarschijnlijk onjuist. Tot zover zijn de geleerden het redelijk eens, maar daarna slaat de verwarring toe. Het meest waarschijnlijke lijkt mij dat de Spanjaarden inderdaad vanuit Colombia de aardappels hebben meegenomen. Misschien uit nieuwsgierigheid voor de nieuwe plant, maar er waren natuurlijk in Amerika wel heel veel nieuwe planten. Niet onmogelijk is dat ze al door hadden dat aardappels redelijk goed scheurbuik (gebrek aan vitamine C) kunnen voorkomen en dat ze deze dus als proviand aan boord meenamen. De eindbestemming van de zeilschepen in Spanje was in het begin Sanlucar de Barrameda aan de Guadalquivir rivier waaraan verder landinwaarts Sevilla ligt. Later was Cadiz met een diepere haven het eindpunt. In deze buurt zou je dus inderdaad de eerste aardappelteelt mogen verwachten en de eerste vermelding was zoals gezegd in Sevilla.
Waarschijnlijk zijn ook de Canarische eilanden er snel bij geweest want dat was de laatste stop voor de oversteek richting Amerika. De schepen sloegen hier water en proviand in en misschien ook hier geplante aardappels tegen de scheurbuik. Een lokaal aardappelgerecht op de Canarische eilanden heet 'papas arrugadas', letterlijk gerimpelde aardappels. Het woord 'papa' is Indiaans voor aardappel, terwijl het Spaanse woord 'patata' is. In ieder geval wordt in 1567 vanuit de Canarische eilanden een vat aardappels geleverd aan een familie in Antwerpen! Waarschijnlijk hebben die de aardappels gewoon opgegeten, niet gepoot.
Van Spanje naar Nederland
Er is veel onduidelijk over de route van Spanje naar Nederland. In Noord-Italië rond Genua was al heel vroeg aardappelteelt. Mogelijk hadden ze daar aardappels gekregen door een zending van een klooster bij Sevilla aan een klooster van dezelfde orde bij Genua. Van een pauselijke gezant in Brussel kreeg Clusius, de bekende plantkundige, in 1588 een paar aardappelknollen en zaden. Waarschijnlijk had de gezant de aardappels om medische redenen meegenomen uit Noord-Italië. Clusius stuurde daarna door hem gekweekte aardappels naar al zijn plantenvrienden door heel Europa en waarschijnlijk zijn ze door hem ook in Leiden in de Hortus Botanicus gepoot toen hij daar in 1594 de leiding kreeg. In Engeland maakte de plantkundige John Gerard in 1597 als eerste een houtsnede van een aardappelplant. Men denkt dat hij de aardappels kreeg uit een door de Engelsen verovert Spaans schip. Ook in Ierland moeten rond 1600 de Spanjaarden goedschiks of kwaadschiks aardappels hebben afgeleverd.
Rond 1600 kenden dus de plantkundigen in Europa de aardappel. Maar daarmee was er natuurlijk nog geen teelt van enige betekenis behalve misschien in Spanje en Italië. "Wat de boer niet kent, dat eet hij niet" ging hierbij een rol spelen, maar er was ook een echt probleem met de teelt. De ingevoerde aardappel kwam uit Colombia, niet ver van de evenaar. Deze plant was ingesteld op korte tropische dagen van 12 uur of minder. In onze omgeving groeide de plant heel lang en sprietig en nog erger pas als onze dagen beginnen te korten zo in september, ging de plant knollen vormen. In Italië en Spanje was er dan nog wel tijd om die te laten uitgroeien en ook in de zachte winters van Ierland lukte dat, maar in de Nederlanden en Duitsland kwam meestal de vorst te vroeg. Door selectie van vroeg knolvormende planten kon men dit relatief snel corrigeren maar enkele tientallen jaren zijn daar zeker voor nodig geweest. Achteraf blijkt dat de Noord-Europeanen daarbij op hetzelfde eindresultaat uit kwamen als de Chileense Indianen die eeuwen eerder hetzelfde probleem hadden!
De boer en de aardappel
Men neemt aan dat de boeren zelf een belangrijke rol hebben gespeeld in de verspreiding van de aardappels in Europa, maar niet helemaal uit vrije wil. In 1655 zijn de Tachtigjarige oorlog en de Dertigjarige oorlog voorbij, maar niet de tegenstellingen tussen protestanten en katholieken. In de dalen van de Alpen op grens van Frankrijk en Italië woonden toen de Waldenzen, een groep gelovigen die al rond 1100 een wat afwijkend katholiek geloof hadden. In de reformatie werden ze als protestanten gezien en dus vervolgd. In 1655 was het weer zover en werd weer eens geprobeerd om ze uit te roeien. Dat lukte aardig, maar een deel kon vluchten naar de Vogezen, Elzas en de Palts (aan weerskanten van de Rijn ter hoogte van Straatsburg). Waarschijnlijk hebben deze gevluchte Waldenzen aardappels meegenomen en ook de lokale boeren overtuigd van het nut. Maar veel rust kregen ze ook daar niet. In 1688 veroverde Lodewijk XIV van Frankrijk de Palts en toen dat niet helemaal volgens plan verliep, werd opdracht gegeven om de hele Palts te vernietigen. Het gevolg was weer een geweldige stroom vluchtelingen en een deel daarvan is in 1694 en 1711 terecht gekomen op de grens van Groningen en Drenthe, met aardappels. De eerste aardappelteelt in Noord-Nederland.
Maar dit was waarschijnlijk niet de eerste aardappelteelt in Nederland. Zeker in 1697 werden in Oostburg in Zeeuws-Vlaanderen aardappels geteelt. Deze teelt was ongetwijfeld overgenomen uit Vlaanderen waar men al eerder kennis had gemaakt met aardappels, mogelijk stonden deze al rond 1620 in een kloostertuin in Nieuwpoort. Die aardappel zal wel uit Engeland gekomen zijn, maar heeft zich waarschijnlijk eerst nog aan ons lange daglicht moeten aanpassen voordat het echt een zinvolle teelt kon worden.
Rood bloeiende aardappelplanten
De eerste ramp
In 1740 mislukte de graanoogst in bijna heel West-Europa door vroege en lange vorstperiodes en veel regen. Er heerste hongersnood en omdat het probleem over zo'n groot gebied verspreid was, kon graanimport het probleem niet oplossen. Maar nu ontdekten de Belgische en Nederlandse boeren het voordeel van de aardappel. De aardappel had relatief weinig last van het slechte weer en bleek per hectare veel meer voedsel op te leveren dan de traditionele granen. De Duitse en vooral de Ierse boeren hadden dit al veel eerder ontdekt en waren massaal overgegaan op aardappels. Om niet helemaal duidelijke redenen hebben de Nederlandse boeren zich nooit helemaal afhankelijk gemaakt van de aardappels. Ook de akkerbouwers niet, de veeboeren in het westen hebben zich van de aardappel nooit veel aangetrokken. Maar zeker voor de kleine boeren op de zandgronden was de aardappel een geweldige verbetering: een betrouwbaar gewas met een grote voedingswaarde. Na 1740 verspreide de aardappelteelt zich vanuit Vlaanderen snel over het noorden van België en Noord-Brabant. Limburg heeft mogelijk de aardappel vanuit de Elzas via het Luikse gebied en het aangrenzende Duitsland leren kennen. Nederland boven de rivieren heeft zijn aardappels vanuit Groningen en Drenthe en via het Duitse grensgebied gekregen.
Grappig is hoe we weten dat de rivieren zo'n beetje de grens geweest moeten zijn: boven de rivieren heet patates frites 'patat' en er onder 'frites'. De reden is dat we beneden de rivieren met de aardappels ook het Belgische woord patatten hebben ingevoerd. Toen de patates frites populair werd na 1945 kon dit niet afgekort worden tot 'patat' want dat waren gewone aardappels! Boven de rivieren bestond dit probleem niet want daar gebruikten ze het Belgische woord patat niet.
Aardappels met witte bloemen
De tweede ramp
Al vanaf 1770 was de aardappel onmisbaar geworden, zeker voor de minder welgestelden. Zowel in de steden als op het platteland hielden duizenden gezinnen van arbeiders en keuterboeren zich ermee in leven. Het jaar 1845 was een goed jaar voor de aardappels. In het voorjaar waren de planten goed gegroeid door voldoende regen en niet te koud weer. Juli en augustus waren broeierig maar dat was voor de aardappel geen probleem. Maar plotseling eind juli, begin augustus veranderden de aardappelvelden van mooi groen en bloeiend binnen twee, drie dagen in bruine rottende vlakten. Bovendien bleek dat de ondergrondse knollen ook aangetast werden. Niemand wist wat de oorzaak was. Allerlei geestelijken zagen er uiteraard Gods straf in omdat de boeren ook jenever maakten van de aardappels. Geleerden dachten dat de planten te veel water hadden opgenomen dat ze door het broeierige weer niet kwijt konden. Maar er waren ook mensen die al snel door hadden dat een schimmel de oorzaak was, zonder dat ze daar overigens een oplossing voor hadden. Achteraf blijkt dat de schimmel Phytophthora infestans de boosdoener was. De schimmel is inheems in Mexico en was meegekomen met ingevoerde aardappels uit dat land of uit de Verenigde Staten waar een dergelijke uitbraak al in 1843 was gezien. Bij het goede weer duurt de cyclus van besmetting tot nieuwe sporen, die door de wind worden verspreid, maar een paar dagen. In Europa begon de ellende rond Kortrijk eind juni. Op 24 juli zag men de ziekte rond Luik en in de Betuwe. Op 28 juli in Groningen, half augustus in Keulen en eind augustus zowel in Engeland als Frankrijk. Midden september was heel noordwest Europa besmet. Uit eindelijk leverden de aardappels in Nederland maar zo'n 25% van de verwachte opbrengst en dus schoten de prijzen van granen en peulvruchten de hoogte in: hongersnood. In Nederland was de Betuwe het zwaarst getroffen door een bijna monocultuur en doordat bleek dat de schimmel een voorkeur had voor goede, vruchtbare grond. Op schrale zandgronden had men relatief weinig last van de schimmel.
Maar de problemen in Nederland waren niet te vergelijken met die in Duitsland en zeker die in Ierland. In Ierland was de bevolking gegroeid van 4 miljoen tot 8 miljoen dank zij de aard-appel. Door de aardappelziekte (en krachtig niet ingrijpen van de Engelse overheid en de grondeigenaren) waren er één miljoen directe en indirecte Ierse doden en anderhalf miljoen emigranten naar Amerika en Engeland. Tegen 1900 waren er weer 4 miljoen Ieren. De ellende was nog niet voorbij: in 1846 mislukte weer de aardappeloogst en nu ook de rogge. In 1848 alleen maar de aardappeloogst. Pas rond 1890 kreeg men vat op de Phytophthora door een bestrijdingmiddel met kopersulfaat. Maar toen had men de grootste problemen al onder de knie door min of meer resistente aardappelrassen, het gebruik van kunstmest en waarschijnlijk door geluk met het weer.
Jan van Dingenen - 2011, zie ook Bronnen
Over andere eetbare knollen en wortels gaat het artikel 5. Ondergronds eten