Over wilde planten

35. Een rode rus

Nog niet zo lang geleden namen wij aan dat iedere Rus een rode Rus was. Maar tegenwoordig is er weinig roods meer aan de onderdanen van Poetin. Toch vond ik niet lang geleden een hele boel rode russen, maar dan zonder hoofdletter. Al heel vaak was me bij verschillende heidevennen in de Kampina iets grasachtigs op gevallen dat vooral in het najaar duidelijk rood kleurde. Maar ga maar eens zoeken als je verder weinig informatie hebt. Toevallig stuitte ik laatst op een foto waar mijn 'rode gras' op stond en dat bleek knolrus te heten.

35.rode rus (160K)

Knolrus in de herfst in een Kampina ven

De rode rus

De Kampina is een groot heidegebied tussen Boxtel en Oisterwijk. Mooi om te wandelen, schrale gronden en weinig voedzame vennen dus zeldzame plantjes. Maar de zeldzame plantjes die hier groeien zijn vaak niet erg spectaculair om te zien dus je kunt er zeer vaak aan voorbij lopen. Maar als iets eenmaal de aandacht heeft getrokken, blijkt het toch vaak interessant te zijn. Zoals de knolrus.

De afgelopen twee jaren was er een duidelijk tekort aan regen in de Kampina. Het water in de vennen stonden zeker 20-30 cm lager dan normaal. Waarschijnlijk heeft dat bijgedragen aan de verspreiding van de knolrus want deze groeit graag bij schrale vennen, maar de plant kan niet kiemen in het water. Als knolrus zich eenmaal gevestigd heeft, mag het water stijgen of dalen dat is allemaal geen probleem: de plant is zowel 'volleerd' landplant als waterplant. En op sommige plaatsen staat nu dus erg veel knolrus. De foto's zijn gemaakt op een mistige herfstdag in 2010 en wat je ziet is praktisch allemaal knolrus (en natte spinnenwebben). Eigenlijk al weer teveel van het goede volgens de boeken; ik kom daar op terug.

Russen en grassen

Russen lijken op gras en zegge, maar behalve dat het allemaal eenzaadlobbigen zijn (net als bijvoorbeeld lissen en orchideeën), is er niet zo veel overeenkomst. In Nederland groeien ongeveer 20 soorten die soms niet eenvoudig te determineren zijn. Dat is wel een overkomst met grassen en zeggen. Onze russen groeien vooral op natte en weinig vruchtbare plaatsen en het vee lust ze niet. Bij boeren zijn ze dus niet populair.

Pitrus is de bekendste: als een nat weiland een jaar of drie verwaarloosd wordt, staan er grote pollen pitrus waar de koeien keurig om heen grazen. Maar pitrus is ook de enige waar men vroeger iets nuttigs voor bedacht had. In de omgeving van Zwolle werden er matten van gevlochten. Niet de beroemde Genemuider matten: daar werd mattenbies en ruwe bies uit de cypergrassenfamilie voor gebruikt. Van pitrus werd bovendien de witgrijze pit gedrenkt in schapenvet en gebruikt als lampenpit voor olielampen. Waarschijnlijk heeft pitrus hieraan zijn naam te danken.

Knolrus

35.rode rus detail (87K)

In de zomer is er weinig bijzonders te zien aan knolrus

Knolrus (Juncus bulbosus) is een stuk kleiner dan de pitrus. Net als bij de meeste andere russen lijken de bladeren sprekend op de stengels waaraan de bloemen komen. Bij de pitrus, en sommige andere russen, lijkt de bloemtros ergens opzij uit de stengel te komen, maar de knolrus hoort bij de groep die de bloemen keurig op het einde van de stengel heeft. Het voornaamste onderscheid van de knolrus met de andere russen, is dat de plant geen wortelstok heeft waarmee ze zich kan verspreiden. In plaats daarvan zijn de stengels aan de onderkant verdikt, vandaar de naam. Bijna alle russen zijn vaste planten, ook de knolrus, maar of ze reservevoedsel opslaan in de wortelstok of in 'knollen' weet ik niet.

Het gebrek aan een wortelstok weet knolrus goed te compenseren. In de bloemhoofdjes maakt de plant vaak kleine blaadjes en als de hoofdjes op goede plaats terecht komen kunnen ze wortelen en een nieuwe plant vormen. Je zou kunnen zeggen dat knolrus zijn 'wortelstok' bovengronds heeft; ongetwijfeld een aanpassing aan zijn bestaan als waterplant.

Nog een belangrijk verschil van knolrus met de andere russen is natuurlijk de rood verkleuring. Alleen bij de eenjarige dwergrus en koprus schijnt dit ook voor te komen, maar die zijn beide zeer zeldzaam. Over het hoe en waarom heb ik niets kunnen vinden.

Een kwetsbaar biotoop

De knolrus staat in de Kampina aan de rand en in de heidevennen. Dit zijn vennen met van origine zeer voedselarm en zurig water. Water dus waar bijna niets in wil leven of groeien: je kunt het gemakkelijk zien want het water is zeer helder. Toch zijn er natuurlijk weer specialisten die dit voor lief nemen en die vinden wij tegenwoordig vooral op de rode lijst. Zelden in de natuur, want daar heerst de vermesting. Maar in de Kampina is het gelukkig nog niet helemaal zo ver.

35.rode rus en ven (109K) Knolrus geeft een speciaal accent aan de herfstfoto's

Ook het biotoop zeer voedselarm en zurig water kent weer gradaties en de meest extreme is 'zeer zwak gebufferde vennen'. In dit milieu groeit het zogenaamde 'oeverkruidverbond'. Dit is natuurlijk geen echt verbond: planten die in hetzelfde milieu willen groeien doen niets anders dan elkaar proberen te verdringen. Men gebruikt deze naam om een groep planten aan te geven die vaak in elkaars buurt voorkomen. Het oeverkruidverbond is natuurlijk genoemd naar het oeverkruid. Deze plant komt nog voor in de Kampina, maar helaas is het behalve zeldzaam ook een zeldzaam saaie plant om te zien. De trots van het oeverkruidverbond is de waterlobelia, een plant uit de klokjesfamilie met kleine witte bloemetjes. Ook niet echt spectaculair, maar helaas bij de laatste inventarisatie niet gezien in de Kampina.

Alle planten in het oeverkruidverbond hebben speciale 'voorzieningen' waardoor ze via blad of stengels koolzuur uit water of via de wortels uit de grond kunnen opnemen. De meeste landplanten kunnen dat alleen via het blad uit de lucht opnemen, dus als ze onderwater komen te staan hebben ze een probleem. Het oeverkruidverbond kan alleen 'winnen' van waterplanten als er ook weinig fosfaat en stikstof in het water zit. Waterplanten kunnen ook koolzuur uit het water opnemen en halen daar ook de meeste andere voedingstoffen. Het oeverkruidverbond kan ook overleven als er maar heel weinig fosfaat en stikstof in het water zit want die halen ze (als echte landplanten) uit de grond. Het saaie oeverkruid zelf kan bijvoorbeeld nog groeien met 1 meter (helder!) water boven zich! En dat voor een landplant.

De knolrus verschijnt in de 'zwak gebufferde vennen', één stap verder dus dan 'zeer zwak gebufferde vennen' en volgens sommigen natuurlijk één stap te ver. In en bij deze vennen groeit behalve de knolrus ook een zeldzaam plantje als pilvaren (zéér onopvallend) en moerashertshooi (Hypericum elodes). Als de moerashertshooi in bloei staat, loop je die niet ongezien voorbij en hij wordt dan ook aangeplant als vijverplant. Vennen van dit tweede type zijn niet zeldzaam in de Kampina en ook de bijbehorende planten niet, maar de meeste moet je toch zoeken.

35.oeverkruid (124K) Oeverkruid, hier nog net boven water

Moerashertshooi

In het voorgaande lijkt het een beetje of ik fraaie planten belangrijker vind dan zeldzame. Dat is niet helemaal waar. Ik vind het altijd een geweldige kick als ik een plantje van de rode lijst ontdek, maar dat is dan toch een beetje de reactie van de verzamelaar die een zeldzame postzegel geweldig vindt ongeacht hoe die er uit ziet. Ik was blij toen iemand mij in de Kampina het oeverkruid wees. Zo van: gelukkig die is er nog. Maar als je me vraagt om moerashertshooi te ruilen voor oeverkruid en pilvaren, nou eigenlijk liever niet. Maar gelukkig vraagt niemand me iets op dit gebied en moerashertshooi staat er nog vrij veel in de Kampina.

35.moerashertshooi (76K) Moerashertshooi bloeit soms massaal aan de oever van heidevennen

Moerashertshooi is een vrij lage plant met behaarde wat wollige blaadjes. De plant bloeit in de zomer, maar doet zijn bloemen alleen open bij warm zonnig weer. De kleur van de bloemen is wat frisser geel dan van de meeste hertshooi soorten en lijkt wat op de kleur van stijve klaverzuring. Ze hebben ook het bekermodel van stijve klaverzuring en net als bij stijve klaverzuring gaan ze alleen open als het heel mooi weer is. Maar biologisch is er toch geen enkel verband tussen deze twee planten.

Jan van Dingenen - 2011