58. De borstel van Maria Sibylla Merian
Maria Sibylla Merian was in de 17e eeuw beroemd door haar kennis van insecten en door de schitterende prenten die zij maakte van die insecten. Ze was vooral geïnteresseerd in de metamorfose van de insecten: eitje, rups, pop, volwassen insect. Op haar prenten komen meestal een aantal van deze stadia voor en het geheel wordt dan aangekleed met de waardplant waar de rups op leeft. Er wordt gezegd dat zij de basis heeft gelegd voor de moderne insecten studies. Dat is misschien wat overdreven, maar ze heeft zeker bereikt dat men anders naar insecten is gaan kijken. Niet alleen maar vies, eng en schadelijk, maar ook interessant en soms heel fraai. Wetenschappelijk is het natuurlijk niet meer spannend wat zij ontdekte, maar haar prenten zijn nog steeds zeer beroemd en bijvoorbeeld het Rijksmuseum heeft een flinke collectie.
Illustratie uit het "Bloemenboek"
Het leven van Maria Sibylla Merian
Maria Sibylla Merian werd geboren in Frankfurt in 1647. Haar vader was Matthäus Merian, een Zwitserse graveur en uitgever, beroemd om zijn gravures van steden en landkaarten. Haar moeder was zijn tweede vrouw Johanna Sibylla Heim, een (Zuid?) Nederlandse. Haar vader overleed in 1650 en haar moeder hertrouwde met Jacob Marrel, die in Utrecht bloemenschilderen had geleerd. Maria Sibylla Merian groeide dus op in een artistieke omgeving en toen ze 18 was trouwde ze met Johann Andreas Graff, een kunstschilder en graficus gespecialiseerd in gebouwen en architectuur. Ze vestigden zich in Neurenberg en kregen twee dochters. Vanaf 1675 verscheen haar eerste boek met illustraties, het "Nieuwe Bloemenboek", in drie delen en in 1679 en in 1683 "Over de wonderbare verandering van de rupsen en hun merkwaardig bloemenvoedsel" in twee delen.
Haar huwelijk liep niet goed en in 1685 vertrok ze met haar dochters en haar moeder naar Walta State in Wieuwerd in Friesland. Hier hadden de Labadisten een leef- en werk-gemeenschap waar haar halfbroer Caspar lid van was. De Labadisten waren Lutherse protestanten die vonden dat de toen geldende leer te dogmatisch was en die een meer eenvoudige, spontane variant voorstonden. De Labadisten hadden nog meer beroemde leden. Anna Maria van Schurman bijvoorbeeld was lid. Zij was de eerste studente aan de Universiteit van Utrecht, taalkundige, dichteres, sprak twaalf talen, en was (heel verrassend) ook entomoloog. Zij was al overleden toen Maria Sibylla arriveerde, maar de toen zeer beroemde arts Hendrik van Deventer was er nog wel en hield waarschijnlijk de gemeenschap financieel overeind. De huisvesting werd geleverd door Cornelis van Aerssen van Sommelsdijck, eigenaar van Walta State en gouverneur van Suriname, waar de Labadisten een plantage hadden. In 1688 werd Cornelis van Aerssen in Suriname vermoord en Hendrik van Deventer koos waarschijnlijk voor het grote geld en vertrok rond die tijd. Alsof dat nog niet genoeg was brak in de 1689 in de groep een epidemie uit. De halfbroer van Maria Sibylla en haar moeder waren al overleden toen zij in 1691 met haar dochters naar Amsterdam vertrok en de Labadisten groep langzaam wegkwijnde. In Wieuwerd liggen nu nog de mummies waarvan niemand weet hoe die daar hebben kunnen ontstaan, maar waarvan men denkt dat het misschien Labadisten zijn geweest.
In Amsterdam was Maria Sibylla geen onbekende want de boeken met gravures die ze in Neurenberg gepubliceerd had, waren ook in Amsterdam bekend. Al snel had ze dan ook contact met mensen als Steven Blankaert, medicus, plantkundige en entomoloog. Hij schreef o.a. Den Nederlandschen Herbarius (1698) die ik nog wel eens citeer (Zie Bronnen). De man van haar oudste dochter had handelscontacten met Suriname en bovendien was daar nog de plantage van de Labadisten en zo besloot Maria Sibylla in 1699 met haar jongste dochter naar Suriname te vertrekken om daar de insecten te bestuderen! Ze hebben daar heel veel insecten getekend en geprepareerd, maar Maria Sibylla kreeg malaria en ze moesten terugkeren naar Amsterdam. Eind 1701 waren ze weer in Amsterdam en moesten moeder en dochter "om den brode tekenen" voor Georg Everhard Rumphius de schrijver van het "D'Amboinsche Rariteitkamer": twaalf delen over de planten op het Indonesische Ambon. Maar toch in 1705 verscheen het meesterwerk van Maria Sibylla: "Metamorphosis insectorum Surinamensium ofte Verandering der Surinaamsche insecten". Maria Sibylla overleed in 1717.
Haar oudste dochter Johanna Helena is later ook met haar man naar Suriname vertrokken en heeft van daaruit tekeningen en preparaten van planten en insecten naar Nederland en Engeland verkocht. De jongste dochter Dorothea Maria is getrouwd met een Zwitserse schilder Georg Gsell en is met hem in St.Petersburg terecht gekomen nadat ze in Amsterdam kennis hadden gemaakt met Tsaar Peter de Grote. Tsaar Peter kocht een groot aantal prenten en originele aquarellen van Maria Sibylla na haar overlijden. Die zijn nu in handen van de Russische Academie van Wetenschappen.
De levensbeschrijving van Maria Sibylla is langer geworden dan ik van plan was, maar het is dan ook verbazingwekkend hoe zij als alleenstaande vrouw zich staande gehouden heeft die tijd.
Maria Sibylla Merian in de wetenschap
Maria Sibylla was gefascineerd door de metamorfose van insecten. Al vanaf haar 13e verzamelde ze insecten en probeerde ze de metamorfose te zien van rups tot vlinder. Nu klinkt dat niet zo bijzonder, maar in die tijd was de discussie over het ontstaan van insecten en dergelijke onder wetenschappers nog maar net beslist. Aristoteles had namelijk beweerd dat die spontaan ontstonden uit vuil en drek en ongeveer vanaf 1600 probeerde men aan te tonen of dat wel of niet juist was. De stelling "omne vivum ex ovo" d.w.z. "alles wat leeft komt uit een ei" is eigenlijk een samenvatting van een boek uit 1651 van William Harvey, een Engelse wetenschapper, die ook bekend is als ontdekker van de bloedsomloop. Voor de omgeving van Maria Sibylla zal dit dus zeker niet voor de hand liggend zijn geweest. Voor haar zelf misschien wel want de uitgeverij van haar vader gaf tussen 1650 en 1653 van John Johnson het boek "Historia naturalis" uit in 5 delen met bijna 3000 afbeeldingen! Johnson probeerde daarin alle bekende informatie over de natuur te bundelen.
Wetenschappelijke publicaties vergelijkbaar met bijv. William Harvey heeft Maria Sibylla niet op haar naam staan. Het eerste "Nieuwe Bloemenboek" was zelfs volstrekt niet wetenschappelijk bedoeld. Het waren voorbeeldboeken voor professionele borduurders. Maar ondertussen bestudeerde ze insecten en planten om ze zo nauwkeurig mogelijk weer te geven, en wel inclusief het hele proces van ei, rups, waardplant, pop en volwassen insect. En wat zeker wetenschappelijk was: ze hield in haar "Studieboek" bij wat ze zag en hoe de metamorfoses verliepen. En zeker in de Surinaamse periode heeft ze soorten beschreven en getekend die toen voor de wetenschap nieuw waren, al zijn daar toen wel wat fouten ingeslopen. Linnaeus heeft er dankbaar gebruik van gemaakt.
Het ideaal van een wetenschapper is om iets te ontdekken dat daarna algemeen geac-cepteerd wordt. Einstein ontwikkelde de relativiteittheorie en die leren we tegen-woordig op de middelbare school. Maar daarmee is Einstein eigenlijk voor de wetenschap overbodig geworden: wat hij zei weet immers 'iedereen'. Net als de bloeds-omloop van William Harvey. Het grappige is dat de wetenschappelijke bijdrage van Maria Sibylla Merian misschien minder baanbrekend was dan die van William Harvey, maar Maria Sibylla heeft zichzelf niet overbodig gemaakt: voor haar werk is nog steeds zeer veel belangstelling! Ik hoef geen boek van William Harvey, maar eentje van Maria Sibylla Merian zou ik wel willen hebben! Helaas zijn er nog veel meer mensen die dat willen.
De prenten van Maria Sibylla Merian
Maria Sibylla was een productieve tekenares. De tekeningen graveren in koperplaten zodat ze gedrukt konden worden was specialisten-werk, maar waarschijnlijk kon zij het ook. Voor het "Nieuw Bloemenboek" heeft ze waarschijnlijk (ook) zelf platen gestoken. Wat ze zeker zelf ook deed was het inkleuren van de afdrukken met aquarelverf. In die tijd kon eigenlijk alleen in zwart gedrukt worden, maar als iemand graag gekleurde prenten wilde, dan werden de afdrukken met hand ingekleurd. Een monnikenwerk natuurlijk, maar de handgekleurde boeken waren dan ook aanzienlijk duurder. Maria Sibylla heeft erg veel prenten zelf ingekleurd, later hielpen ook haar dochters mee. In de 'arme periode' na Suriname, hebben ze zelfs alle drie meegewerkt aan de boeken van Rumphius zoals gezegd. Een groot deel van de originele aquarellen zijn ook bewaard gebleven. Die zijn gebruikt om de drukplaten te maken, maar Maria Sibylla bewaarde ze zorgvuldig als voorbeeld om de gedrukte prenten in te kleuren.
Maria Sibylla maakte prachtige aquarellen en prenten, vooral de ingekleurde. Dat vinden wij tegenwoordig, maar dat vonden ze in haar tijd ook. De verkoop van het dure Suriname boek kwam wel erg moeilijk op gang. In de vóórinschrijving werden maar 12 exemplaren verkocht, maar in de jaren daarna zijn er verschillende herdrukken geweest, die zonder Maria Sibylla helaas niet meer dezelfde kwaliteit haalden.
Meriansborstel, variant met witte haren
De borstel van Maria Sibylla Merian
Misschien wel de mooiste rups van Nederland heet meriansborstel. De officiële naam is Calliteara pudibunda en de rups en vlinder horen bij spinneruilen (Erebidae). De fraaie rups staat op bijgaande foto en komt in twee kleurvarianten voor: met gele of met witte haren maar allebei met vier borstels en een rood staartje. De bijbehorende nachtvlinder is ongeveer de saaist denkbare met alleen maar grijstinten. Meriansborstel is vrij algemeen in Nederland en in de nazomer kun je de rups te zien krijgen; waarschijnlijk zoekt die dan een plek om te verpoppen en te overwinteren. Een mooie keus dus om deze rups, en dus ook de vlinder, naar Maria Sibylla Merian te noemen.
Ik was benieuwd of Maria Sibylla zelf ook 'haar' rups getekend had. Zoeken dus op internet in een paar honderd prenten en aquarellen van haar en ja hoor ik vond de rups getekend op een paarden-bloem: duidelijk de borstels en het staartje. Maar de kleuren klopten niet, alleen maar zwart en grijs! Om een lang verhaal kort te maken meriansborstel heeft een neefje die grauwe borstel heet (Dicallomera fascelina) en die rups is grijs en zwart met een beetje bruin en heeft vijf borstels. In Nederland is deze vlinder zeldzaam, maar misschien niet in Zuid-Duitsland waar Maria Sibylla de aquarel gemaakt heeft. Deze tekening stond in 1992 op het 500 Dmark biljet.
Naschrift
Toen het concept voor dit artikel zo ongeveer af was, kreeg ik een boek over Maria Sibylla Merian (Zie Bronnen). Heel fraai met erg mooie reproducties. Maar daaruit bleek dat Maria Sibylla wél de meriansborstel heeft getekend! Op internet heb ik de afbeelding nog steeds niet gevonden.
Een foto van de gele variant van meriansborstel. Waarschijnlijk is dit de dreighouding