9. Bloemenpracht in Brabant
Sinds ik in Brabant woon, heb ik tijdens wandelingen steeds de neiging om te vergelijken met de situatie in Zuid-Limburg, waar ik bijna dertig jaar heb gewoond en gewandeld. Dat is natuurlijk niet vreemd, mijn referentiekader is nog niet helemaal aangepast aan de nieuwe situatie zoals dat heet. Vaak moet ik dan constateren dat Zuid-Limburg toch meer variatie kent in plantengroei dan Midden-Brabant maar dat is geen nieuws. Opvallender was dat ik, zeker de eerste tijd, over heel andere planten enthousiast was dan mijn Brabantse plantenvrienden. Zij vonden een wespenorchis heel bijzonder, terwijl ik veel enthousiaster was over een sloot vol kattenstaart versierd met hier en daar wat wederik. Maar dat vonden zij weer heel gewone onkruiden.
Ander biotoop
Natuurlijk draait het allemaal om het feit dat wij de neiging hebben om vooral aan het ongewone aandacht te schenken. Maar we kunnen ook gewoon gebruik maken van deze neiging en dit artikel gaat dus over planten die in dit deel van Brabant normaal zijn en die in ieder geval in een groot deel van Limburg weinig worden gezien. Gewoon omdat het een wat ander biotoop is, want dat vergeten we nog wel eens: Zuid-Limburg is niet alle planten van Brabant plus nog wat extra’s. Zuid-Limburg heeft een andere biotoop met de bijbehorende planten. Of Brabant heeft een ander biotoop met andere planten, het is maar waar je begint.
Het stuk Midden-Brabant waar ik woon is vlak, zanderig en nat. Zeker vroeger was het een slecht gebied voor boeren door de arme grond en de slechte waterafvoer na regen. Grote delen van Brabant bestaan ook uit arme zandgronden maar die zijn ook nog droog, dat was misschien nog erger. Dit deel zat dus (ook geografisch) in tussen het zeer natte veen van de Peel en de Brabantse droge zandgronden. Maar voor de planten is een 'tussenin' biotoop meestal een voordeel.
Deze omgeving had zeker vroeger een zeer slechte waterafvoer. Er lopen wel veel beken zoals de Dommel en de Beerze, maar bij veel regen brachten die minstens zoveel water naar dit gebied toe als ze van hier afvoerden. Door de geringe hoogte verschillen stroomde de lokale regen ook niet snel af naar de beken. Na 1800 zijn heel veel bochten uit de beken gehaald en er zijn een aantal half natuurlijke beken gegraven zodat men hier nu minder snel natte voeten krijgt. En er zijn hier natuurlijk heel veel sloten gegraven maar anders dan in het westen van Nederland staan die regelmatig helemaal droog. Bovendien de grond is hier zanderig en in het westen is het veen of klei. Dus als hier de sloot droog staat, zijn ook de kanten en de omgeving snel droog. Kortom, planten die hier thuis zijn kunnen wat hebben.
Kattenstaart met distelvlinder
Kattenstaart
Kattenstaart (of kattestaart, ik weet nog steeds niet wat tegenwoordig de officiële spelling is) is zo’n plant met een flink incassering vermogen voor afwisselend nat en droog. Of nog sterker, constant vochtig mag maar niet altijd echt in het water en niet altijd droog, afwisseling is uitstekend. Waarschijnlijk is een sterk wisselende waterstand het sterkste wapen van kattenstaart om zijn eigen plekje te kunnen vasthouden want de meeste planten vinden dat geen aanbeveling.Kattenstaart is inheems in ons land en in het gematigde deel van Europa en Azië. In vergelijkbare streken in Amerika en Nieuw-Zeeland is kattenstaart ook geïntroduceerd, per ongeluk of als sierplant. Ook daar weet kattenstaart uitstekend zijn biotoop te vinden want in een aantal staten in de VS wordt de plant als een plaag gezien en bestreden. In Midden-Brabant is kattenstaart zeker geen plaag, niet voor de boeren en zeker ook niet in ecologische zin. Zoals gezegd de plant heeft graag wat afwisseling in de waterstand en op de versprei-dingskaarten zie je dan ook dat hij zeer sterk vertegenwoordigt is in het stroomgebied van de 'grote' Brabantse beken. In Limburg ontbreekt de plant ook niet maar hij volgt zo ongeveer het Maasdal, een vrij smalle strook dus. Recent is er in Zuid-Limburg een grote uitbreiding van de kattenstaart in de aangelegde regenbuffers die bij zware regenval het afstromende water moeten opvangen.
Maar voor mij is de geweldige bloei van kattenstaart (Lythrum salicaria) zijn sterkste kant. De plant wordt op een goede groeiplaats zo’n anderhalve meter hoog en is in de zomer met tien, twintig bloemaren in fel roodpaars al van grote afstand zichtbaar. Niet alleen voor mensen trouwens: als de plant in bloei staat zijn er altijd insecten aanwezig en met wat zon erbij komen ook de vlinders graag langs.
Het valt niet direct op in de uitbarsting van kleur in een bosje kattenstaart, maar kattenstaart brengt nogal variatie aan in zijn bloemen. In iedere tros bloemen zitten normaal zowel zestallige als vijftallige bloemen; of die een functie hebben is niet duidelijk. Een nog verrassender afwisseling haalde ik uit de Oecologische Flora. Kattenstaart heeft bloemstijlen in 3 lengten: lang, middel, kort en bovendien meeldraden in 3 lengten: lang, middel, kort. De lange meeldraden hebben blauwgroen stuifmeel, de andere geel. Theoretisch kun je met deze voorraad nogal wat combinaties mee maken maar kattenstaart beperkt zich tot drie waarbij één plant maar één type bloemen heeft:
- bloemen met een lange stijl hebben korte en middellange meeldraden,
- bloemen met een middellange stijl hebben lange en korte meeldraden,
- bloemen met een korte stijl hebben middellange en lange meeldraden.
Wederik en kattenstaart: uitbundige kleuren
Wederik
Wederik, officieel grote wederik (Lysimachia vulgaris), is natuurlijk ook in Limburg niet onbekend. In verhouding komt de plant meer voor in Midden en Noord-Limburg omdat de verspreiding zo’n beetje het Maasdal volgt. In Midden-Brabant is wederik zeer uitbundig in het gebied rond de beken Dommel, Aa en Beerze. Hetzelfde gebied dus als de kattenstaart. Ze bloeien ook allebei in dezelfde periode en zijn ongeveer even hoog dus als ze samen voorkomen op een slootrand bijvoorbeeld, is het een schitterende kleurencombinatie. Het warme geel van de wederik gaat heel goed samen met het roodpaars van de kattenstaart. Op een schilderij zou ik de kleuren wat erg enthousiast vinden maar in de natuur mag ik deze vrolijkheid wel. Wederik en kattenstaart zijn dus planten die vaak bij elkaar te vinden zijn. Van wisselende waterstanden hebben beide weinig last ofschoon wederik een zoetwater getijdengebied vermijdt. Tweemaal daags natte voeten is blijkbaar te dol, kattenstaart vindt het prima maar wederik gaat dan wat hoger staan buiten de normale eb en vloed.
De slobkusbij (Macropis europaea) op wederik
Het klinkt allemaal alsof kattenstaart en wederik dikke vriendjes zijn, maar eigenlijk moet je aannemen dat ze gezworen vijanden zijn. Twee plantensoorten die in (bijna) hetzelfde biotoop groeien moeten elkaar vreselijk in de weg staan. Je krijgt in de natuur niet die indruk maar ik weet ook niet goed waaraan je dat zou moeten zien. Maar hoe dan ook: blijkbaar zijn ze in veel gevallen even sterk en moeten ze dus samen ons vermaken. Maar er is ook nog een insect dat een speciale band heeft met wederik én kattenstaart. De slobkousbij is een solitaire bij, die dus niet in een kolonie leeft zoals de honingbij, en die uitsluitend bij grote wederik en de directe familieleden stuifmeel verzamelt voor de larven. De reden is dat wederik behalve stuifmeel ook een dikke olie produceert in de bloemen. Deze olie wordt verzameld door de slobkousbij, vermengt die met stuifmeel en plakt het mengsel op het achterste paar poten. Deze gelige klontjes verklaren de naam van de bij. De bij brengt dit mengsel naar een zelfgemaakt holletje en als ze voldoende verzameld heeft legt ze er een eitje op en het holletje wordt afgesloten. De slobkousbij maakt het holletje van binnen min of meer waterafstotend misschien met de olie uit de wederik, maar in ieder geval is het heel verstandig in een omgeving met wisselende waterstanden. Als het goed gaat komt het ei uit, de larve eet het stuifmeel en verpopt en het volgende jaar is er weer een slobkousbij.
Wederik maakt wel olie en stuifmeel maar geen nectar en trekt dus niet veel insecten. Ook de volwassen slobkousbij moet voor zijn eigen eten elders heen en dat zal dikwijls de kattenstaart zijn die wel nectar maakt. De kattenstaart is ook de favoriete nectar leverancier van de bonte viltbij. De bonte viltbij (Epeoloides coecutiens) is ook een solitaire bij, maar bovendien een koekoeksbij dat wil zeggen dat deze bijen hun eitje leggen op de voedselvoorraad die een andere bijensoort heeft klaar gemaakt voor haar nakomeling. Koekoeksbijen zijn vaak hele mooie insecten en deze bonte viltbij is geen uitzondering met rood en witte en zwarte vlekken op het achterlijf. Koekoeksbijen hebben meestal één speciale bijensoort waar ze hun eitje deponeren en bij de bonte viltbij is dat inderdaad de slobkousbij. Wederik en kattenstaart brengen zo twee insecten bij elkaar die zeker geen vrienden zijn.
Lange ereprijs is een fraaie plant in het Dommeldal
Lange ereprijs
Lange ereprijs (Veronica longifolia) is de zeldzaamste van de drie bloemen in dit artikel. Net als de meeste andere soorten ereprijs bloeit deze met blauwe, een beetje paarsige bloemen maar bij de lange ereprijs is dit veel opvallender want de plant is veel hoger (tot 1 meter) en bovendien staan de bloemen in een soort aar boven in de plant. Ik heb lang gedacht dat aar-ereprijs dezelfde plant was maar dat is dus niet zo; aar-ereprijs komt niet voor in Nederland en is zeer zeldzaam in België. Lange ereprijs is een fraaie plant en er zijn dan ook kweekvormen te koop en je ziet hem ook regelmatig als snijbloem, maar in het wild is de plant beschermd! Lange ereprijs groeit van Nederland tot Korea maar in ons land is de plant merkwaardig kieskeurig en is eigenlijk alleen te vinden in de buurt van de Dommel in Brabant en in Overijssel langs de Vecht en Dinkel. Waarom? Niemand weet het. In mijn omgeving is lange ereprijs niet echt zeldzaam maar komt wel veel minder voor dan kattenstaart en wederik. Bovendien vallen de blauwe bloemen veel minder op dan de vrolijke kleuren van kattenstaart en wederik.
Lange ereprijs bloeit in dezelfde periode als de twee andere maar ik heb de indruk dat die anderen langer doorbloeien. Ook is het opvallend dat het 'in de buurt van de Dommel' wel heel letterlijk moet worden opgevat want verder dan 100 meter van dit riviertje zul je de plant niet vaak tegen komen. Een erg kieskeurige bloem dus en het gevolg is dat ondanks dat hij hier niet echt zeldzaam is, je hem toch niet vaak ziet. Maar dat geeft dan weer de reactie: “Hé, lange ereprijs, leuk.”
Jan van Dingenen - 2008